Leven nieuwe stijl
studies in bijbelboeken
De Brief aan de Romeinen
Romeinen 6 - Het doel van de verlossing en de weg er naar toe

Het doel missen
In de voorgaande hoofdstukken is duidelijk gemaakt, dat we door geloof uit genade verlost worden van de straf over onze zonden. Hoe meer zonden we gedaan hebben, des te groter is de genade die we ontvangen, want alle zonden worden vergeven. Je zou dus kunnen redeneren: Nou, dat is makkelijk. Je hoeft er dus niet over in te zitten of je zondigt of niet, want de genade wordt alleen maar groter!
Op dit soort redeneringen heeft de Bijbel een duidelijk antwoord: Volstrekt niet!

Zondigen betekent letterlijk: "het doel missen". Gods doel met onze verlossing is niet: ons in de hemel brengen. Uiteindelijk gebeurt dat ook, als een toegift krijgen we dat, maar Gods doel is iets anders. Gods doel met ons was, om het leven, het karakter van Jezus in ieder van ons zichtbaar te maken (2 Korintiërs 4:11).

In Christus gedoopt
In Romeinen 6 omschrijft Paulus Gods bedoeling met ons zo: "We zijn in Christus gedoopt …. opdat wij in nieuwheid des levens zouden wandelen".
Er zijn twee woorden voor dopen of dompelen in het Grieks: baptoo en baptizoo. In een receptenboek van Nicander uit de 2e eeuw voor Christus komen ze beide voor bij het inmaken van groentes. 'Baptoo' wordt gebruikt voor het even onderdompelen van groente in kokend water, waarna ze blijvend in azijn worden gedompeld ('baptizoo'). Zo wordt het bederf tegen gegaan, maar tegelijkertijd raken de groenten doortrokken van de smaak van de azijn, zoals uien, augurken, atjar tjampoer en zure haring doortrokken zijn van de azijn, zonder echter hun eigen smaak te verliezen.
Dat woord voor een permanente onderdompeling 'baptizoo' wordt nu gebruikt om de doop van gelovigen aan te duiden. Daardooor is duidelijk, dat de doop in water niet ander is dan een illustratie van iets wat door het geloof met ons gebeurd is.
We zijn zo één gemaakt met de Heer Jezus, dat alles wat Hem is overkomen, ook ons is overkomen, ook al ervaren we dat nog niet. Zijn lichaam is gestorven, wij zijn gestorven (dat wil zeggen: ons vermogen om te zondigen).

Om het radicale van onze keuze voor de Heer Jezus te benadrukken, noemt Paulus hier de doop, een duidelijk symbool van het afleggen van alle vuilheid van de zonden, een begrafenis, een ultieme afsluiting van het oude leven. Maar het is tegelijk het begin van een nieuwe levenswandel, waarin we op de één of andere manier op Jezus zouden moeten gaan lijken, want Jezus is weer opgestaan! Zo zijn wij ook opgestaan om op een nieuwe manier te kunnen gaan leven, voortdurend verbonden met en beïnvloed door de Heer Jezus.

Eén plant geworden met Christus
Als God aan mij de eis zou stellen te veranderen en op Christus te gaan lijken, word ik overvraagd. Dat kan ik niet. Maar Paulus laat aan de hand van een eenvoudig voorbeeld zien, hoe God zijn doel kan bereiken.

Je ziet het niet direct, maar deze rozenstruik bestaat uit twee delen. Op de stam is door de kweker een andere tak geënt. Nu brengt de rozenstok bloemen voort door middel van de vreemde tak. Zo, zegt Paulus, is het met ons. We zijn geënt op Jezus, één plant met Hem geworden, zodat we vrucht kunnen dragen. We zijn geen slaven meer van de zonde. We zondigen nog wel, maar er is ook een kracht in ons, die in staat is de verleiding tot zonde te weerstaan.

Het beeld van het enten is op nog een manier leerzaam. Op één stam kunnen meerdere takken geënt worden. En ze hoeven helemaal niet van dezelfde soort te zijn. Bij vruchtbomen zoals appels, kun je op één stam rustig takken van verschillende soorten appels enten. Je krijgt dan verschillende soorten appels aan één boom – Elstars en goudrenetten bijvoorbeeld. Doordat ze op de nieuwe stam geënt worden, brengen ze meer en betere vrucht voort.
Zo worden wij, nadat we tot geloof gekomen zijn, niet allemaal hetzelfde. We blijven onze eigen persoonlijkheid houden, maar iedereen kan op een unieke wijze iets van het karakter van de Heer Jezus weerspiegelen.

Op hun eigen stam kunnen de takken niet de kwaliteit en hoeveelheid vrucht geven, die ze geënt op een nieuwe stam geven. Maar ook geldt: zonder de nieuw geënte takken kon die stam niet dezelfde vrucht voortbrengen die uiteindelijk van de boom geplukt zal worden! Wij zijn allemaal nodig voor God. Jij bent nodig voor God. Door jou wil Hij iets van Zichzelf tonen, dat op geen andere manier gekend kan worden!

Er is ook een klein verschil. Bij de rozen en appels gaat alles na het enten vanzelf. Bij ons lukt dat niet helemaal. Je moet er iets voor doen, ook al is het niet zoveel: Jezus vasthouden, in Jezus blijven (Johannes 15:5), terwijl Hij de verzekering geeft, dat Hij in ons blijft (Johannnes 14:15). Om het in een paar woorden te zeggen: beschikbaar zijn.
Wij vatten het christenleven nog wel eens op als 'doen': je moet dit, je moet dat, je moet bidden, je moet bijbellezen. En zo proberen we zo goed mogelijk 'christelijk te doen'.

Maar dat is hetzelfde als tegen een wilde rozenstruik zeggen: je moet van die prachtige grote rozen voortbrengen.
Nee, we mogen ons ervan bewust zijn, dat we losgesneden zijn van de oude struik en geënt zijn op een heel goede stam. "Laat het voor u vaststaan ...." (v. 11). We hoeven niet te proberen onszelf te verbeteren en goede christenen te worden!
We mogen tegen God zeggen: "Hier ben ik Heer. Ik weet niet wat U met mijn leven voor hebt en ik snap lang niet alles wat U met me wilt, maar ik ben beschikbaar".


naar boven